Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM, letterlijk diagnostisch en statistisch handboek van psychische stoornissen) is een Amerikaans classificatiesysteem voor psychische aandoeningen, uitgegeven en opgesteld door de American Psychiatric Association. Het boek dient in Nederland, Australië, Nieuw-Zeeland en Noord-Amerika als de standaard in de psychiatrische diagnostiek.[1] In alle andere landen wordt hiervoor de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD) gebruikt, het internationale handboek van de Wereldgezondheidsorganisatie.[2]

Voordat beide standaarden werden toegepast kwam er spraakverwarring voor in de literatuur over psychische aandoeningen. Termen als 'depressie' en 'psychose' werden door verschillende auteurs verschillend opgevat en gebruikt. In de standaarden werd van verschillende stoornissen en syndromen omschreven welke symptomen er bij voorkwamen.

De actuele versie van de DSM is de DSM-5-TR (maart 2022, ISBN 9780890425763).[3] De DSM-5-TR is de herschreven versie van de DSM-5, waarin een update is verwerkt van diagnostische criteria. De Nederlandse vertaling verscheen in november 2022 (ISBN 9789024449798 ) en was een samenwerking tussen Uitgeverij Boom en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), onder leiding van prof. dr. Michiel W. Hengeveld.[4] De DSM-5 werd gepubliceerd in mei 2013 en de Nederlandse vertaling hiervan volgde de in april 2014.[5] Deze is sinds 2017 in Nederland leidend bij het bepalen van de verzekerde zorg in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ).[6][7]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Door de jaren heen zijn de volgende versies gepubliceerd:

  • DSM-I (1952)
  • DSM-II (1968)
  • DSM-III (1980)
  • DSM-III-R (1987)
  • DSM-IV (1994)
  • DSM-IV-TR (2000)
  • DSM-5 (mei 2013)[8] (De reden om het Arabische cijfer 5 in plaats van het Romeinse cijfer V te gebruiken is dat versies met kleinere herzieningen zullen worden genummerd met toevoegingen .1, .2, enzovoort, en bijvoorbeeld 5.1 passender wordt gevonden dan V.1.[9])
  • DSM-5-TR (maart 2022)

DSM-5[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 2002, toen de eerste "research agenda" verscheen, is er gewerkt aan de nieuwe DSM-5 criteria. Via de website dsm5.org werd kritiek en commentaar verzameld op de eerdere proefversies van de nieuwe criteria: men verzamelde in een paar maanden tijd 13.000 opmerkingen op de website, met daarnaast nog eens 12.000 via e-mail, brieven en langs andere wegen.[10]

De DSM-5 werd gepresenteerd op de jaarlijkse bijeenkomst van de American Psychiatric Association in San Francisco van 18 tot 22 mei 2013. De eerste Nederlandse vertaling verscheen een jaar later, in april 2014. Sinds 2017 is de DSM-5 leidend voor de administratie van Nederlandse zorgverzekeraars en zorgverleners.[6][7]

In de DSM-5 zijn enkele grote veranderingen doorgevoerd ten opzichte van eerdere edities. Zo vallen alle vormen van autisme uit vorige edities vanaf DSM-5 onder de naam autismespectrumstoornis en wordt er meer nadruk gelegd op de hevigheid van de symptomen dan op de stoornis zelf. Ook leerstoornissen staan nu samen onder één noemer. Nieuw zijn onder andere stoornissen als gokverslaving en eetbuienstoornis.[11] Ook verdween het assenstelsel waarlangs de verschillende diagnoses in DSM-IV werden gerubriceerd.[12]

In de DSM-5 zijn verschillende onderverdelingen losgelaten: zo zijn bijvoorbeeld de diagnoses die eindigden op 'niet anderszins omschreven' (NAO, in het Engels not otherwise specified, NOS) vervallen, zoals bijvoorbeeld gebruikt bij PDD-NOS. Het veranderen van de classificatie heeft echter geen gevolgen voor de diagnose van de patiënten, tenzij de betaling van de behandeling door de zorgverzekeraar afhankelijk is van een DSM-classificatie.[13] Verder is in de DSM-5 het assenstelsel dat tot en met de DSM-IV-TR werd gebruikt losgelaten.

Structuur[bewerken | brontekst bewerken]

De DSM-5 kent een indeling in 3 secties. Sectie 1 geeft uitleg over de indeling van de DSM: sectie 2 vervolgens, omvat twintig hoofdcategorieën met diagnoses. Sectie 3 bevat classificaties waar nog meer onderzoek voor nodig is, en die daarom niet opgenomen zijn in sectie 2. Voorbeelden van sectie 3 zijn de internet gaming disorder en non suicidal self-injury.

DSM-5-TR[bewerken | brontekst bewerken]

In maart 2022 verscheen de herschreven versie van de DSM-5, de DSM-5-TR (ISBN 9780890425763), waarin een update is verwerkt van diagnostische criteria.[3]

Gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

De DSM wordt gebruikt in de gezondheidszorg en daarbuiten in niet-GGZ-diensten zoals zorg voor mensen met een functiebeperking, centra voor leerlingenbegeleiding en centra voor maatschappelijk werk. Zo wordt de DSM gebruikt als naslagwerk met betrekking tot de diagnostiek van psychische aandoeningen. Vóór de opkomst van de DSM waren diagnoses veel meer afhankelijk van degene die de diagnose stelde, dan van de symptomen van de patiënt.

Bij de diagnose wordt verder verwacht dat er een inschatting wordt gemaakt van de volgende aspecten:

  • is de patiënt syntoon of dystoon, dat wil zeggen heeft hij ziekte-inzicht en motivatie?
  • is er sprake van comorbiditeit en suïcidaliteit?
  • wat is de invloed van leeftijd, geslacht en cultuur?
  • hoe hoog is de lijdensdruk, te scoren op een schaal 0-3 volgens de ‘severity index of impairment’.

Overzicht hoofdcategorieën[bewerken | brontekst bewerken]

Kritiek[bewerken | brontekst bewerken]

Waarom moeten we af van diagnoses als depressie? - Universiteit van Nederland

Kritiek op de DSM-5[bewerken | brontekst bewerken]

Allen Frances, de voorzitter van de taskforce die de DSM-IV heeft samengesteld, liet zich in 2013 in zijn boek Terug naar normaal (ISBN 9789057123801) uiterst kritisch uit over de DSM-5. Vrijwel normaal gedrag zou volgens hem steeds meer een label opgeplakt krijgen en met medicijnen worden behandeld.[14]

Sociaal-culturele context[bewerken | brontekst bewerken]

De DSM maakt een scherp onderscheid tussen ziekte en gezondheid. Uiteindelijk betreffen psychische ziektebeelden echter veel voorkomende gedragspatronen die zich (al of niet tijdelijk) in sterke mate manifesteren, waardoor ze als afwijkend worden beschreven. Veel begrippen uit de DSM zijn sterk gerelateerd aan sociaal-culturele waarden en hun veranderingen. Dit geeft nog weleens problemen op het gebied van de afgrenzing. Zo is homoseksualiteit lange tijd een DSM-diagnose geweest.[15]

Geen dimensionele indeling[bewerken | brontekst bewerken]

De DSM werd bekritiseerd omdat deze een atheoretische indeling van psychische ziektebeelden gaf, wat wetenschappelijk onderzoek en betrouwbare conclusies over deze ziektebeelden bemoeilijkt.

De DSM wordt gebruikt om in enkele woorden en op overzichtelijke wijze duidelijk te maken waar de problematiek van de patiënt over gaat, met als doel een passende behandeling te kunnen geven. Vooral in de huidige maatschappij met de vaak wisselende zorgverleners is het wenselijk om in één oogopslag de basisproblematiek te overzien. Het gebruik van DSM-categorieën (hokjes) kan echter leiden tot een beschrijving van het ziektebeeld die tekortdoet aan de complexiteit ervan.

De DSM-5 bevat wel een dimensionele indeling van persoonlijkheidsstoornissen (As II, zie Big Five (persoonlijkheidsdimensies)), maar voor de As I-stoornissen (zoals depressies en psychotische stoornissen) wordt nog steeds een categoriële indeling verwacht.[bron?]

Belangenverstrengeling[bewerken | brontekst bewerken]

Een ander punt van kritiek op de DSM betreft belangenverstrengeling ("conflicts of interest") bij de commissie die verantwoordelijk is voor het maken van de (nieuwe) indelingen. Een onderzoek uit 2006 meldde dat zesenvijftig procent van de leden van de 170-koppige DSM-IV- en IV-R-commissie één of meer financiële verbindingen hadden met de farmaceutische industrie. Honderd procent van de leden van de subcommissies 'Stemmingsstoornissen' en 'Schizofrenie en overige psychotische stoornissen' hadden financiële banden met de farmaceutische industrie. De overige commissies die verbindingen hadden waren: financiering wetenschappelijk onderzoek (42%), consultancy (22%) en sprekersbureau (16%).[16]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]