Geen menubalk te zien? Klik hier.

 
 

Van sabbat naar zondag

 

Er bestaat veel misverstand over de tijd wanneer christenen zijn begonnen met het vieren van de zondag. Het is duidelijk dat er in de tijd van het Nieuwe Testament nog geen sprake van was (lees meer). Sommigen denken dat het vieren van de zondag pas in de vierde eeuw door keizer Constantijn werd ingevoerd, maar ook dat is niet juist. De eerste aanduiding voor het vieren van de eerste dag wordt gegeven door Barnabas rond 130 na Christus. Hij zette zich fel af tegen ‘joodse praktijken’, zoals het vieren van de sabbat, omdat deze volgens hem zijn functie had verloren.  De christenen vierden volgens hem de ‘achtste dag’, waarop onder andere de opstanding werd herdacht. Justinus de Martelaar schreef omstreeks dezelfde tijd dat christenen op de eerste dag bij elkaar kwamen omdat God op die dag het geordende heelal geschapen had en ook vanwege de opstanding. Hij noemt deze dag afwisselend ‘achtste dag’, ‘eerste dag’ of ‘zondag’.

 

Waarom vonden christenen aan het begin van de tweede eeuw allerlei zaken, zoals het vieren van de sabbat, plotseling ‘joods’ en werd er zo negatief over gesproken? Om deze vraag te beantwoorden, is het nodig meer te weten over de tijd waarin deze ideeën post vatten.

 

Joodse opstanden

Tussen 66 en 135 na Christus waren er grote joodse opstanden tegen het Romeinse gezag. In 70 na Chr. werd Jeruzalem door de Romeinen verwoest, maar ook elders vielen er veel joodse slachtoffers. Tussen de één en twee miljoen joden vonden de dood. Jood zijn was in de tijd van de joodse opstanden dus geen pre. Christenen die in deze tijd het christendom aantrekkelijk voor wilden stellen aan de Romeinse overheid, deden er daarom alles aan om het onderscheid tussen joden en christenen aan te tonen.

 

Discussies tussen joodse en niet-joodse christenen

Het is aannemelijk dat de groep christenen in die tijd bestond uit zowel joden als niet-joden. De niet-joodse christenen voelden zich minder verwant met de oudtestamentische geboden, die voor de joodse christenen echter een belangrijk onderdeel vormden van hun geloof en cultuur. Dit gaf aanleiding tot discussies over religieuze gebruiken, zoals de sabbatviering.

 

Marcion

De ‘christelijke’ denker Marcion (begin 2e eeuw na Chr.) fungeerde als sleutelfiguur in de ontwikkeling van ideeën die tegen het jodendom en de Tora in gingen. Hij werd uiteindelijk als ketter uit de orthodoxe kerk gezet, maar zijn gedachtegoed raakte wijdverbreid. Hij zag een scherpe tegenstelling tussen de tijd van het OT en die van het NT. Hij stelde dat de wet sinds de komst van Christus overbodig was geworden. Volgens hem was de God van het OT een slechte, misleidende god, die onhaalbare wetten had verordend en de mensen zo een ondraaglijk juk had opgelegd. Christus was volgens hem gezonden door een hogere god, die volkomen onkenbaar was. De Joden waren door de lagere god uitverkoren en wilden Christus niet erkennen. De verwerping van de God uit het OT, het volk Israël en de geboden ging bij Marcion hand in hand. De orthodoxe kerk geloofde niet dat de God van het OT een slechte god was, maar sommige geboden waren inderdaad wel lastig (waaronder het sabbatsgebod). Men koos voor de volgende oplossing. De goede God van het OT had ook slechte geboden gegeven als straf voor Israël, omdat het volk steeds van God was afgeweken. Met deze oplossing kon men een deel van de geboden, de algemene geboden, overeind houden als nuttig, en de rest, de ‘joodse’ geboden, afschrijven. De sabbat viel in de laatste categorie.

 

Zonnecultus

In de loop van de tweede eeuw ging de zondag, als dag gewijd aan de zon, steeds vaker de plaats innemen van de dag die gewijd was aan Saturnus (zaterdag). Ook bij christenen ging de zondag een steeds grotere rol spelen dan de zaterdag. Tijdens het bestrijden van de zonnecultus namen de christenen veel elementen van deze heidense godsdienst over in de eigen leer. Jezus’ dood en opstanding konden mooi vergeleken worden met het ondergaan en weer opkomen van de zon. De geboortedag van Sol Invictus (de onoverwinnelijke zon) op 25 december werd vanaf de vierde eeuw ook de dag waarop de christenen de geboorte van Jezus gingen vieren, waarschijnlijk in een poging om te voorkomen dat gemeenteleden mee gingen doen met de festiviteiten rond Sol Invictus. Toen christenen zich afzetten tegen de sabbat, vormde de zondag om deze redenen een geschikt alternatief. Zo beantwoordde de overgang van sabbat naar zondag precies aan het doel dat christenen in de tweede eeuw hadden – zich afscheiden van alles wat joods was en zich drempelverlagend opstellen tegenover de heidenen, zodat zij sneller geneigd zouden zijn om het christendom te aanvaarden.

 

Een officiële rustdag

Eerst werd de zondag nog niet als sabbat, als rustdag gezien. Pas in 321 na Christus besloot keizer Constantijn de Grote om van de zondag een officiële vrije dag te maken. Kerkleiders legden vervolgens de vrijheid van hun gemeenteleden aan banden, omdat ze bang waren dat er teveel niet-christelijk vermaak gezocht zou worden. Rust en toewijding aan God werden een religieuze verplichting en zo werd de zondag steeds vaker gezien als de christelijke sabbat, en de zondagsrust als het onderhouden van het vierde gebod.

 

(zie Locht, hoofdstuk 8) 

 

(naar boven)

 

Vragen of opmerkingen? Mail naar postmaster@waaromdesabbat.nl.